U bent hier

Planet Budapest 2023

MOL-MOHU – recycling en duurzaamheid

Vanaf juli 2023 is MOHU Mol Hulladékgazdálkodási Zrt. Verantwoordelijk voor het inzamelen en behandelen van +/- 5 miljoen vast gemeentelijk afval per jaar. Het bedrijf maakt deel uit van de MOL-groep en het contract heeft een looptijd van 35 jaar. 

Iets meer dan de helft van alle afval belandt vandaag nog op stortplaatsen. De EU-doelstelling is dit te verminderen tot 10% in 2040. In Hongarije wordt slechts 20% van het e-afval gerecycleerd, hoewel het mogelijk is 90-95% te recycleren. Hierdoor gaat vele zeldzame en dure grondstoffen zoals goud, koper en aardmetalen verloren. Een mentaliteitswijziging t.o.v. afvalbeheer dringt zich dus op. 

Op 1 januari 2024 moet het deposit-terugbetalingsysteem bij het inzamelen van glas, PET-flessen en metalen blikjes in voege treden. Vandaag wordt jaarlijks 60.000 ton PET-flessen weggeworpen. Tegen 2025 moet 75% van de drankflessen gerecycleerd worden en dit moet oplopen tot 90% in 2029. 

Voor het inzamelen van de goederen waarvoor een deposit betaald werd worden 4.000 machines in gebruik genomen wanneer het systeem van start gaat en tegen 2025 moeten 8.000 inzamelpunten operationeel zijn. Elke gemeente met meer dan 1.000 inwoners moet een inzamelpunt krijgen wat het systeem financieel interessant maakt voor operatoren. 

Ook de recyclage van gebruikte frituur- en kookolie staat op de planning. Momenteel zijn er ook geen standaarden voor textielafval dus worden deze voorlopig niet afzonderlijk ingezameld.

De uitbreiding van de producentenverantwoordelijkheid is een relatief recente ontwikkeling in Hongarije. De producent draagt nu verantwoordelijkheid voor de hele levenscyclus zodat een dekkingsbedrag moet betaald worden wanneer afval geproduceerd wordt. Voor uit het buitenland ingevoerde goederen moet dit bedrag voldaan worden door de distributeur die het product op de lokale markt brengt.  

Productie van hernieuwbare energie in Hongarije

Hongarije heeft nieuwe doelstellingen aangenomen om de hernieuwbare energieproductie op te drijven: 

  • Diversificatie van aardgasimport, het verhogen van de energie-efficiëntie en productie van biogas, biomethaan en groene waterstof;
  • Het betekenisvol verhogen van het gebruik van geothermische energie, in het begin vooral voor de verwarmingsmarkt en later - wanneer relevante technologie ontwikkeld is - voor elektriciteitsproductie;
  • Ontwikkeling van technologie en instrumenten om de integratie van weersgevoelige hernieuwbare energie in de markt te integreren;
  • Het potentieel van consumentenregulering gebruiken; 
  • Het gebruik van hernieuwbare energie promoten door energie innovatie aan te moedigen.

In 2021 was 14,11% van de gebruikte energie afkomstig uit hernieuwbare bronnen, voor elektriciteit was dit 13,66% (bijna een verdubbeling t.o.v. 2010). Het aandeel in de transportsector bleef sinds 2010 gelijk (6,2%) maar hierbij moet rekening gehouden worden met een snel gestegen consumptie.

Voor koeling en verwarming nam het aandeel van hernieuwbare bronnen lichtjes af tot 17,93%. Het hernieuwbare potentieel wordt in belangrijke mate gebruikt in de verwarmingssector, maar het gebruik ervan neemt amper toe. 

Het belang van zonne-energie in de energiebevoorrading blijft groeien. Overheidsmaatregelen hebben ervoor gezorgd dat de fotovoltaïsche capaciteit nu meer dan 5.200 MW bedraagt. Tegen 2030 moet dit opgelopen zijn tot 6.000 MW door o.m. de ingebruikname van 200.000 kleine huishoudelijke centrales (4 KW). 

Het potentieel van geothermische energie wordt vandaag onderbenut: het is goed voor 6,5% van de warmteproductie en 4,8% van de totale hernieuwbare productie. Vandaag wordt 6,4 PJ per jaar gebruikt waar het eigenlijke potentieel 55 à 60 PJ zou bedragen. Tegen 2026 moet 8 PJ per jaar mogelijk zijn en tegen 2030 wordt gestreefd naar 10 à 12 PJ. 

Concepten rondom biogas worden vandaag ontwikkeld. Het aanwezige potentieel moet 1,5 miljard m³ aardgas kunnen vervangen. Bio methaan heeft een potentieel dichtbij 1 miljard m³ waarvan nu slechts 4% gerealiseerd wordt. De strategie-in-ontwikkeling moet antwoorden brengen op de vraag waarom het potentieel momenteel zo weinig gebruikt wordt: 

  • Gebrek aan goedkope grondstoffen van voldoende kwaliteit;
  • Tekortkomingen in het ondersteuningssysteem;
  • Regelgevende uitdagingen.

Tegen 2026 moet aan de aanbodzijde op zijn minst 30 MW aan elektrolysecapaciteit en 900 ton groene waterstof mogelijk zijn. Aan de vraagzijde spelen 2 kwesties een belangrijke rol: de industriële decarbonisatie (met focus op sectoren die al waterstof gebruiken) en de vergroening van de transportsector. Verschillende scenario's voor waterstofproductie-ontwikkeling tot 2030 liggen op tafel: industriële ontwikkelingen (incl. elektrolyseproductie, de bouw van door waterstof aangedreven bussen en de ontwikkeling van waterstoftechnologie en -infrastructuur.

Vandaag is de productie van groene waterstof absoluut niet omvangrijk. De eerste elektrolysetestfaciliteiten zullen pas in 2024 opstarten en de technologie is aanzienlijk duurder. Op de korte termijn is het dus niet realistisch dat het gebruik van aardgas om grijze waterstof te maken significant gaat teruggedrongen worden. 

2 oktober 2023