U bent hier

De situatie van de bouwsector in Hongarije

In de EU als geheel was de bouw in 2021 goed voor 5,6% van de toegevoegde waarde, met een hoger aandeel in Hongarije en de V4-landen (Hongarije, Polen, Slovakije en Tsjechië), respectievelijk 6,3% en 6,4%. Binnen de EU was het gewicht van Hongarije 1,1% en dat van de V4 8,2%. Binnen de V4 is het aandeel van de bouw in de toegevoegde waarde aanzienlijk gestegen in Hongarije en sterk gedaald in Slovakije.

Het aandeel van de bouwsector in de bruto toegevoegde waarde neemt langzaam toe en stijgt sinds 2018 elk jaar tot boven de 5% en in 2021 zelfs tot 6,3%. Het volume van de bruto toegevoegde waarde van de sector lag 16% boven de (lage) basis van een jaar eerder, dus anders dan in 2020 hebben de prestaties van de sector in 2021 0,8 procentpunt bijgedragen aan de economische groei, met een toename van het bbp-volume met 7,1%.

Het belang van de bouwsector in de nationale economie neemt sinds 2015 toe, maar het aandeel in de bruto toegevoegde waarde (6,3%) is nog steeds kleiner dan in de werkgelegenheid (8%) en de geregistreerde ondernemingen (7%), voornamelijk als gevolg van de lagere productie-efficiëntie van het grote aantal micro-ondernemingen.

Volumes

In 2021 steeg de bouwproductie met 13%, na een daling in 2020. De waarde van de bouwproductie tegen lopende prijzen bedroeg 5.389 miljard HUF. De productie steeg in beide grote bouwgroepen: de bouw van gebouwen steeg met 17% en de overige bouwactiviteiten met 9,1% op jaarbasis. 59% van de bouwwerkzaamheden werd uitgevoerd aan gebouwen en 41% aan andere bouwwerken.

De productie in alle drie de bouwsectoren nam in 2021 toe. De productie in de constructie van gebouwen, inclusief deze van geprefabriceerde gebouwen, steeg met 24%. Het aantal in de loop van het jaar gebouwde woningen lag 30% lager dan in het voorgaande jaar (de gemiddelde vloeroppervlakte daalde met 7,4%), maar daar stond een aanzienlijke toename van de utiliteitsbouw tegenover. In deze laatste groep waren de bouw- en renovatiewerkzaamheden voornamelijk gericht op industriële, commerciële en onderwijsgebouwen (voornamelijk universiteiten) en sporthallen.

Werkgelegenheid, lonen, bedrijfsvoorraad

De productie in de overige bouwsectoren steeg met 6,9%. Van de twee belangrijkste subsectoren groeide de wegen- en spoorwegbouw, die meer dan 60% van de totale productie vertegenwoordigt, met 1,8% en die van openbare nutsbedrijven met 8,7%. De gespecialiseerde bouw groeide met 11%, waarbij de bouwinstallatie, die de helft van de sector uitmaakt, met 3,1% toenam en de afbouw met 2,8%. Het aandeel van de gebouwen is toegenomen, van 23% in 2015 tot 30% in 2021. Ook het aandeel in de output van deze subsector is aanzienlijk toegenomen. Het aandeel van de subsectoren wegenbouw, spoorwegbouw en utiliteitsbouw is sinds 2015 echter met ongeveer een derde gedaald.

Eind 2021 waren 141.000 bouwondernemingen geregistreerd. Net als in de nationale economie als geheel wordt de bouwsector sinds lang gekenmerkt door een overwicht van kleine en middelgrote ondernemingen: meer dan 90% van de bouwbedrijven heeft minder dan 5 mensen in dienst. De meeste bouwondernemingen werden geregistreerd in de subsectoren bouwinstallatie en afbouw (respectievelijk 42 en 33 duizend). Meer dan een derde van de in de bouwsector geregistreerde ondernemingen was eind 2021 gevestigd in Boedapest of het district Pest. In 2022 lijken minder bouwbedrijven opgericht te worden, maar niets wijst erop dit een fenomeen is waar langere tijd mee rekening moet gehouden worden. 

Het aantal werknemers in de bouwsector stijgt sinds 2014. In 2021 werkten 167.000 mensen in bouwbedrijven met 5 of meer werknemers, 6,2% meer dan een jaar eerder. Het aantal mensen in handarbeid, dat 70% van de werkenden uitmaakt, bedroeg 118.000, terwijl er 48.700 kantoorjobs waren, beide meer dan in 2020. In alle drie sectoren van de bouw is het aantal fysieke en intellectuele werknemers toegenomen. Volgens de arbeidsmarktenquête waren in 2021 374.000 personen of 8,1% van de Hongaarse werknemers actief in de bouw. Mannen waren goed voor 92,3% en vrouwen voor 7,7% van de arbeidsplaatsen in de sector.

Het aandeel van grote ondernemingen met 50 of meer werknemers is minder dan 0,5%. De productie van de grootste organisaties - met 250 of meer werknemers - steeg met 6,8% ten opzichte van het voorgaande jaar en hun aandeel in de productie bedroeg 9%, ondanks hun kleine aantal (19). In het algemeen is de productiegroei bij grotere spelers opmerkelijk groter dan deze van kleinere spelers, hoewel de groep met minder dan 5% een sterke stijging (+11%) liet optekenen. 

Het gemiddelde bruto maandloon van werknemers in de bouwsector bedroeg in 2021 350.000 HUF, 80% van het nationale gemiddelde. Daarmee staat de bouw onderaan de ranglijst van economische activiteiten. De achterstand is slechts gedeeltelijk te wijten aan het hoge aandeel van de handarbeiders (70% in vergelijking met 50% in de nationale economie), waarbij zowel de handarbeiders als de arbeiders minder verdienen dan het nationale gemiddelde (respectievelijk 12 en 7,3%). De sector bouwnijverheid of andere bouwnijverheid had het hoogste maandloon, 31% boven het bouwgemiddelde, waarbij de handarbeiders 29% meer verdienden dan het bouwgemiddelde en de arbeiders 23,4% meer. De lonen in deze sector lagen boven het nationale gemiddelde.

Orderportefeuille

De orderportefeuille van de bouwsector bedroeg in 2021 aan het eind van het jaar 2.097 miljard HUF, waarvan 852 miljard HUF voor gebouwen en 1.245 miljard HUF voor andere bouwwerken. Het volume van de totale contracten aan het eind van het jaar lag 13% lager dan een jaar eerder. Het volume van de contracten voor de bouw van gebouwen lag 14% lager dan eind 2020, terwijl het volume van de contracten voor andere werken 13% lager lag. In 2021 werden nieuwe contracten ter waarde van 4.446 miljard HUF ondertekend, 54% voor gebouwen en 46% voor andere werken. Het volume van de nieuwe opdrachten lag 0,4% hoger dan in het voorgaande jaar, met een daling van 4,3% voor gebouwen en een stijging van 5,9% voor andere werken.

Prijzen

De bouwsector heeft de afgelopen jaren een aanzienlijke versnelling van de prijsstijgingen gekend, enigszins afgeremd door de epidemie in 2020. In 2021 stegen de producentenprijzen in de bouwsector gemiddeld met 11%. De prijzen in de sector werden gedeeltelijk opgedreven door een herstel van de vraag en stijgende kosten. Bij stijgende lonen (9%) waren de producentenprijzen in de bouwmaterialenindustrie 9,1% hoger dan in het voorgaande jaar. De producentenprijzen voor de bouw zijn in 2021 ook meer gestegen dan in het voorgaande jaar. Er was een grotere variatie in de omvang van de stijging tussen individuele constructies, vergeleken met een meer evenwichtige prijsstijging in het voorgaande jaar. De producentenprijzen stegen het sterkst voor industriële gebouwen en pakhuizen (14,5%) en het minst sterk voor wegenbouw (8,3%).

De effecten van de oorlog

De oorlog tussen Rusland en Oekraïne brengt ook de bouwsector in een moeilijke situatie. De binnenlandse productie van bouwmaterialen en de onmogelijkheid om producten in te voeren drijven de prijzen op en vertragen de bouw.

Aan het begin van het jaar voorspelde ÉVOSZ (Nationale Federatie van Bouwondernemers) een stijging van de productie met 5-6% voor 2022, maar in het licht van de Russisch-Oekraïense oorlog verwacht het nu stagnatie. Er wordt een aanzienlijke daling van de overheidsopdrachten ter waarde van ongeveer 500 miljard HUF verwacht. Ook de orders voor woningen zullen naar verwachting stagneren. Verwacht wordt dat de woningbouw- en renovatievolumes voorlopig niet zullen dalen als gevolg van de prijsstijgingen. Particuliere investeringen in de industrie, landbouw en logistiek zullen naar verwachting de orders in 2022 doen toenemen.

ÉVOSZ heeft 400 bedrijven ondervraagd over hun huidige marktsituatie. Opnieuw noemde 83% van de responderende bedrijven een tekort aan geschoolde arbeidskrachten als de belangrijkste belemmering voor hun activiteiten. Niet ver daarachter kwam echter de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, die door 80% van de ondervraagde bedrijven als belemmering werd genoemd. Het derde meest voorkomende obstakel bij het zakendoen waren moeilijkheden bij de bevoorrading.

Op het gebied van huisvesting zou een moeilijke financieringssituatie kunnen ontstaan indien de commerciële banken niet in staat zijn het publiek leningen te verstrekken tegen lage rentevoeten (5-6%). Wisselkoersschommelingen als gevolg van de Russisch-Oekraïense oorlog veroorzaakten verliezen voor 93% van de responderende bedrijven. Voor 89% van hen heeft de oorlog een tekort aan bouwmaterialen veroorzaakt, voor 33% een tekort aan arbeidskrachten en voor 30% een verlies aan afzetmarkten. Iets minder dan 4% van de respondenten zei dat de oorlog geen gevolgen had voor de activiteiten van hun bedrijf. Bijna 85% van de respondenten zei dat zij niet over het juiste aantal en de juiste mix van geschoolde werknemers beschikten om de orders uit te voeren. Het grootste tekort werd gemeld in de geschoolde beroepen, maar er is ook een tekort aan ingenieurs. Door de internationale conflictsituatie is de buitenlandse arbeidscapaciteit afgenomen; gastarbeiders uit Oekraïne zijn sinds het uitbreken van de oorlog thuis gestrand. Behoud, opleiding en bijscholing van het personeel is een serieuze uitdaging. Slechts 27% van de respondenten verwacht in de komende zes maanden een toename van het gemiddelde aantal werknemers. Volgens de HCSO zijn de gemiddelde bruto maandlonen in 2021 met gemiddeld 9% gestegen, en eind 2022 verwachten de ondervraagde bedrijven een gemiddelde loonkostenstijging van bijna 15%.

Ondanks COVID-19 heeft bijna driekwart van de responderende bedrijven gezorgd voor opleiding en bijscholing van hun werknemers en een nog groter deel, 80%, is van plan dit het komende jaar te doen, omdat dit een ander middel is om personeel te behouden.

Voor het jaar 2022 zijn de ondervraagde bedrijven minder optimistisch over de ontwikkeling van het aantal contracten. Een derde verwacht een stijging, 27% verwacht een stagnatie en 40% verwacht een daling van het aantal contracten.

Bronnen:

27 september 2022