U bent hier

Kansrijke sectoren

Deze landenpagina werd met de grootste zorg samengesteld maar houdt nog niet overal rekening met de meest recente gevolgen van de coronacrisis.

Retail

De Letse retailmarkt is even competitief en ‘vol’ als die in Litouwen. Het verschil is dat in Letland alles meer geconcentreerd is rond de hoofdstad Riga, terwijl er in Litouwen een meer evenwichtige verdeling is tussen de verschillende steden. 

In november 2009 viel de retailmarkt in Letland terug met 30,2% ten opzichte van het jaar ervoor, wat de grootste daling van alle EU-lidstaten was (in Litouwen -27,8% en in Estland -21,2%). Maar in april 2014 steeg de omzet binnen de retailsector opnieuw met 4,3% ten opzichte van het jaar ervoor en in mei 2016 was de retailomzet 3,4% hoger dan in mei 2015. Deze stijging is in elk geval een goed teken en toont aan dat de mogelijkheden binnen deze sector op een stabiele wijze toenemen.

Letland en Litouwen hebben ongeveer dezelfde grote retailspelers (Maxima en Rimi). Daarnaast zijn er in Letland enkele spelers actief die in Litouwen geen of nauwelijks marktaandeel hebben (o.a. Mego-keten). In het begin van 2009 was de keten Nelda nog actief. Maar deze werd in maart 2009 door de Litouwse keten IKI overgenomen, zodat alle 17 Nelda-supermarkten midden 2009 de naam IKI of Cento kregen. In 2014 nam Mego het netwerk over en verdween Iki van de Letse markt. Ook in Letland doet de coöperatieve Aibe het goed en de Mego-keten is onderdeel geworden van Baltstor, een coöperatieve die ook onafhankelijke retailers in zijn netwerk heeft. Verwacht wordt dat Lidl nog dit jaar een vestiging zal openen in Riga.

De kleinhandel in voeding en drank bevindt zich nog steeds onder het niveau van 2005. De kleinhandel in computers en telecommunicatiemiddelen daarentegen kende een sterke groei, net als de verkoop van kledij in gespecialiseerde winkels. Opvallend is de sterke groei van verkoop via internet en mailorder-bedrijven. Dit biedt perspectieven voor Vlaamse bedrijven die in dit segment actief zijn. 77% van de Letse bevolking is actief op het internet en in 2015 spendeerde de Let gemiddeld 352 euro aan online uitgaven.

De lonen bedroegen in het derde kwartaal van 2017 in Letland gemiddeld 925 euro bruto per maand. Ruim 30% van het inkomen gaat naar basisvoeding, 17% naar huur en verwarming en 13% naar transport. Daardoor blijft er niet zoveel meer over voor andere uitgaven. Het totaal te besteden budget is dus erg beperkt in vergelijking met West-Europese landen.

Bedrijven die producten wil aanbieden aan de Letse consument, moeten hiermee rekening houden. Dure- en nicheproducten zullen maar een beperkt aantal klanten bereiken. Men moet dus niet teveel van de omzet verwachten. Heel wat goedkopere voedingsproducten worden ter plekke geproduceerd en door de lokale producenten is de concurrentie moeilijk. Het is dus zaak te zoeken naar een marktsegment waar geen lokale productie van is en waarvan import de enige mogelijkheid is.

Meer informatie:

Bouwsector

Voor de crisis (van 2004 tot 2008) was de bouwsector de drijvende kracht van de nationale economie. Elk jaar weer werd een stabiele groei opgetekend. Dit had ook een positief effect op de lokale producenten van bouwmaterialen en de bouwbedrijven zelf. Wat dan weer resulteerde in investeringen in productie-eenheden en nieuwe technologieën, wat op zijn beurt de Letse economie in haar geheel stimuleerde. Er werden ook heel wat buitenlandse investeringen aangetrokken. Maar eind 2007 werd er voor het eerst een tekort aan beschikbare arbeidskrachten opgetekend, een eerste teken van oververhitting van de sector en de Letse economie in haar geheel. In 2009 was het bouwsprookje dan ook voorbij. Sindsdien tracht de sector te redden wat te redden valt. Er zijn plannen voor nieuwe shoppingcentra en uitbreidingsplannen voor de al bestaande. Mede door de crisis, maar ook door het kostenvoordeel opereren steeds meer Letse bouwfirma's in het buitenland. Zo lanceerde de firma Arcers zich succesvol in Vlaanderen. Terwijl de Letse bouwsector in 2016 nog een negatieve groei kende van maar liefst 18%, lijkt het dieptepunt bereikt en wordt de komende jaren een heropleving verwacht.

De laatste jaren concentreert men zich voornamelijk op openbare werken (zoals wegen, bruggen, infrastructuur, enz.) die door de EU gefinancierd worden en iets minder op de bouw van huizen of appartementsblokken. Daardoor krimpt het aandeel van de private en professionele bouwmarkt verder, terwijl de markt van de openbare werken groeit (ruim 60% van de totale markt). Hierdoor wordt deze interessanter voor de bouwbedrijven. De grootste stijging werd waargenomen bij de bouw van kantoren en bij wegenwerken.

In het algemeen is de Letse bouwsector aan een opwaartse trend bezig. Deze wordt echter nog steeds negatief beïnvloed door een verminderde koopkracht (o.a. door strengere voorwaarden voor leningen) en een negatieve demografische evolutie. In 2015 waren er zo goed als geen nieuwe kantoorprojecten, noch nieuwe retailprojecten. In 2016 werden voor 1000 m² nieuwe projecten gerealiseerd. Men verwacht echter dat deze situatie nog zal verbeteren aangezien het percentage leegstaande ruimten in alle sectoren daalt. Er wordt dan ook verwacht dat er in de nabije toekomst nieuwe projecten zullen opstarten of dat oude projecten, die on hold werden gezet, opnieuw geactiveerd zullen worden.

Een sector die nauw verbonden is met de bouw is de handel in bouwmaterialen. Letland heeft namelijk een grote behoefte aan kwalitatieve westerse bouwmaterialen. Het grootste succes is er voor bouwmaterialen die zich op de ‘luxeconsument’ en de doe-het-zelver toespitst. De DIY-markt is een van de veelbelovende sectoren voor de nabije toekomst. Veel Letten zijn nog steeds doe-het-zelver en hebben vrij veel technische bouwkennis. Deze markt wordt trouwens meer en meer gedomineerd door buitenlandse ketens zoals het Finse Rautakesko.

De lage binnenlandse vraag naar Letse bouwmaterialen in de periode 2008-2010 dwong de Letse producenten om in te zetten op buitenlandse markten. De export steeg dan ook vanaf 2010. De belangrijkste exportproducten zijn: keramische bouwmaterialen, beton, cement, gips en glas. De belangrijkste exportmarkten voor Letse bouwproducten zijn in volgorde van belangrijkheid: Litouwen, Rusland, Duitsland, Finland, Estland, en Zweden. Hoewel ook lokaal wordt geproduceerd, is er een grote invoer van allerhande bouwmaterialen en afwerkingsmaterialen (zoals vloer- en wandbekleding, verven, interieurtextiel, huishoudlinnen, enz.). Men staat nog steeds open voor nieuwe leveranciers en artikelen, hoewel de markt ook stilaan verzadigd geraakt en een introductie bijgevolg iets moeilijker wordt. De markt van bouw- en interieurmaterialen blijft dan ook interessant voor Vlaamse leveranciers.

Textielsector

De textielsector is de oudste industrietak in Letland. De eerste textielfabrieken ontstonden al op het einde van de 18de eeuw. Tijdens de Sovjetperiode werd vooral de productiecapaciteit vergroot en werd Letland een belangrijke leverancier voor de hele Sovjet-Unie. Kwaliteit was in deze periode van ondergeschikt belang. Sinds 1991 ging de textielsector echter door een periode van herstructurering en afslankingen. Dit was broodnodig om de fabrieken aan de markteconomie aan te passen en concurrentieel te maken. Gedurende de eerste jaren van de onafhankelijkheid was de Letse export nog in de eerste plaats, op de Russische markt gericht.

In 2015 droeg de textielsector voor 4% bij tot de Letse industriële output. De productie lag in 2009 weliswaar ruim 43% lager dan in 2008. De dramatische daling had alles te maken met de crisis, maar was ook te wijten aan de import en grote concurrentie van de lageloonlanden. In 2015 werkten ongeveer 12.000 mensen in de textielsector. Meer dan tienduizend banen zijn de laatste jaren in deze sector verloren gegaan. Nu is men bezig met een inhaalbeweging. Tegenwoordig zijn er nog ongeveer 700 bedrijven actief in de textiel- en kledingsector.

De export in deze industrie blijft zeer belangrijk. Tachtig procent van de productie gaat naar de export. Kleding neemt hier, met bijna 75% van het exportaandeel, de belangrijkste plaats in. Het monopolie van enkele grote spelers wordt meer en meer doorbroken door het ontstaan van kmo-clusters die flexibeler inspelen op de nieuwe behoeften van de markt. Lingerie is een product dat meer en meer door de Letse textielsector wordt gepromoot.

Het merendeel van de export van textielproducten gaat naar de EU. De belangrijkste afzetlanden zijn: Estland, Zweden, Denemarken, Duitsland, Litouwen en Rusland. Ondanks het feit dat Litouwen zelf een grote producent is van textiel, is de Litouwse markt goed voor 11% van de Letse export, 28% verkast naar buurland Estland. De nabijgelegen markten worden steeds belangrijker voor de Letse textielindustrie omwille van leveringstijden en andere tijdsgebonden factoren. Hoewel er een aantal belangrijke Letse textielproducenten zijn, worden ook aanzienlijke hoeveelheden textiel ingevoerd, vooral afgewerkt textiel en breigoed. De import van halfafgewerkte producten bestaat vooral uit synthetische vezels en garens. De EU is de grootste leverancier met meer dan 84% van de totale import. Vlaamse leveranciers van machines, garens en accessoires kunnen hier een afzetmarkt vinden.

Werktuigbouw en elektrotechniek

Mechanische engineering en metaalverwerkende nijverheid spelen een zeer belangrijke rol in de Letse economie. In 2013 produceerde deze nijverheid 24% van de totale Letse industriële output. Sinds 1999 groeide deze sector jaarlijks gemiddeld met 20%, maar in 2009 viel de output terug met maar liefst 40%. De sector slaagde erin met slechts een derde van de arbeidskracht uit de jaren 90 een verdubbeling van de productie te realiseren. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de modernisering van het machinepark en de toepassing van de modernste technologie. Het aandeel van de sector in de totale export bedraagt maar liefst 30%. De werkgelegenheid viel ook terug met de crisis van 2009, maar niet zo sterk als de productie zelf. Dit komt omdat de bedrijven hun gekwalificeerde arbeiders niet zomaar wilden ontslaan aangezien het al moeilijk genoeg was om degelijke arbeidskrachten te vinden. In 2015 werkten er 20.000 werknemers in de industrie, die om en bij de 200 bedrijven telt. De omvang van deze markt bedraagt 400 miljoen euro.

De belangrijkste activiteiten in de Letse metaalverwerkende nijverheid zijn:

  • productie van basismetalen
  • scheepsbouw en herstelling van schepen
  • productie van vervoermaterieel
  • productie van landbouwmachines
  • productie van uitrusting voor de voedselverwerkende nijverheid
  • productie van huishoudmateriaal en kantoormeubelen
  • productie van metalen constructies

Zowat 80% van alle productie wordt verkocht in het buitenland, waarbij naar meer dan 160 landen wordt geëxporteerd. 75% gaat naar landen uit de Europese Unie. Dat duidt op de goede kwaliteit van de producten aangezien de kwaliteitseisen in de EU erg hoog zijn. Anderzijds worden de meeste producten in onderaanneming geproduceerd en geleverd aan de buitenlandse opdrachtgever.

De Letse elektronische sector kan ook buigen op een indrukwekkend verleden, niet in het minst omdat er heel wat gespecialiseerde Sovjetfabrieken in Letland stonden. Zo werd de legendarische miniatuurcamera ‘VEF Minox’ in 1937 uitgevonden in de Letse VEF-fabriek. Nog steeds zijn er veel radio’s en telefoons in omloop die in Letland werden geproduceerd. Zo’n 170 bedrijven zijn actief binnen deze sector, waarbij 85% van de output wordt geëxporteerd over heel de wereld. De Letse bedrijven zijn gespecialiseerd in nicheproducten, waardoor de toegevoegde waarde van de productie erg hoog is.

De sector kan onderverdeeld worden in volgende subsectoren:

  • Radio, televisie-, telecommunicatieapparatuur en transmissie apparatuur
  • Elektronische componenten (inclusief componenten voor de automobielindustrie)
  • Elektronische technologie
  • Instrumenten en automatisatietechnologie
  • Computertechnologie
  • De omzet van de elektronica en elektronische engineeringindustrie bedroeg in 2011 ruim 250 miljoen euro

Transport en logistiek

Letland bezat tot aan het begin van de 21e eeuw de grootste haven in de Baltische Zeeregio, namelijk Ventspils. Ventspils nam tot 2001 de eerste plaats in op het gebied van goederenomzet, net vóór havens als Sint-Petersburg en Tallinn. In 2014 stond Ventspils nog maar op de zevende plaats. Toen de nieuwe Russische haven Ust Luga in 2014 de derde plaats innam (na Primorsk en Sint-Petersburg), tuimelde Ventspils nog verder naar beneden. Ventspils neemt nu nog slechts een bescheiden plaats in. De grootste haven in de Baltische regio is ondertussen Ust-Luga met een omzet van 87,9 miljoen ton (2015), gevolgd door Primorsk met 76,7 miljoen ton en Sint-Petersburg met 40 miljoen ton (telkens januari-oktober 2016). De grootste haven van de drie Baltische Staten is Klaipeda met 43,1 miljoen ton, gevolgd door Riga met 33,6 miljoen ton omzet. Tallinn kon in 2016 rekenen op 19,2 miljoen ton omzet terwijl Ventspils een stijging liet optekenen naar 20 miljoen ton (cijfers 2017). Terwijl de haven van Klaipeda als enige haven in de 3 Baltische staten een constante groei blijft optekenen, dankzij een gediversifieerde portfolio en goede handelsrelaties met Wit-Rusland, hebben de Letse havens duidelijk het meeste te lijden onder de crisis met Rusland.

Ventspils was lange tijd ook het eindpunt voor belangrijke olie- en gaspijpleidingen uit Rusland. Ondertussen heeft Primorsk de leidende plaats ingenomen en werden de leveringen van olie en gas vanuit Rusland teruggeschroefd. Daardoor is Ventspils dringend op zoek naar vervangende producten. De meeste goederen vanuit Ventspils gaan naar de haven van Rotterdam. Buiten olie en olieproducten is er in Ventspils ook een overslag terminal van metalen, meststoffen en hout. De firma Kalija Parks bijvoorbeeld heeft de grootste terminal ter wereld, wat de overslag van ‘potas’ betreft. Begin 2017 werd een nieuwe Ro-Ro connectie tussen de havens van Ventspils en Zeebrugge geopend, die ondertussen alweer opgedoekt werd.

Door de belangrijke doorvoerfunctie van Letland (en de andere Baltische Staten) zullen deze havens een belangrijke rol blijven spelen. In functie hiervan worden dan ook ‘Special Economic Zones’ (SEZ, tegenwoordig ‘industriële zones’ genaamd) uit de grond gestampt. Zij bieden voordelige voorwaarden aan de bedrijven die er zich willen vestigen. In Ventspils hebben al meerdere Scandinavische firma’s en ook een Vlaamse firma hiervan gebruik gemaakt. Hoewel de SEZ's ongetwijfeld mogelijkheden bieden, moet men steeds vooraf op een realistische manier de reële mogelijkheden van een investering afwegen.

Infrastructuur zoals spoorwegen, wegen, communicatiemiddelen en dergelijke zijn nog altijd onvoldoende aanwezig in Letland. Ook de bureaucratie kan een storende factor zijn. Buiten Ventspils heeft Letland nog twee andere grote havens, Liepaja en Riga. De haven van Riga heeft de laatste jaren meegeprofiteerd van het feit dat veel Russische goederenstromen van Tallinn naar Riga gegaan zijn na een incident met de Russische bronzen soldaat in Tallinn.

Meer dan 90% van alle omzet in de Letse havens behoort tot het transitoverkeer (75% van de cargo per spoor en het overgrote deel van de olie en olieproducten per pijpleiding). Letland vervult dus een belangrijke transitfunctie in de Oost-West-goederenstroom.

De verwachte vooruitzichten voor de transportsector in Letland zijn goed en de kansen voor Vlaamse bedrijven situeren zich op verschillende vlakken. Eerst en vooral kunnen havens en allerhande Vlaamse logistieke dienstenverstrekkers en firma’s (zoals 3PL’s, wegvervoerders) zich trachten in te schakelen in het transport- en transitgebeuren in de Baltische Staten. Het wagenpark van de plaatselijke transporteurs is nieuw en modern en voldoet aan de Europese richtlijnen. Het wegtransport van de Letse transporteurs richt zich vooral naar het Westen, aangezien Rusland soms wispelturig is in het verstrekken van de nodige vergunningen voor de Baltische transporteurs. Naast het aantrekken van trafiek kunnen ook allerhande andere samenwerkingsverbanden worden nagestreefd (bv. met toeleveranciers) of kunnen ter plaatse logistieke hubs worden uitgebouwd.

Andere kansen zijn rechtstreeks gelinkt aan de verdere ontwikkeling en modernisering van de transportinfrastructuur zelf en zijn dus ten dele verbonden met de bouwsector. Met EU-fondsen (cohesiefonds) wordt bijvoorbeeld werk gemaakt van de verdere uitbouw van de Via Baltica en de internationale Noord-Zuid transportcorridor. Verder worden veel tenders uitgeschreven in het kader van de reorganisatie en modernisering van de lokale spoorwegen. De projecten die worden uitbesteed zijn van zeer uiteenlopende aard, gaande van de modernisering van telecommunicatie- en alarmsystemen, elektriciteitsvoorziening, infrastructuurwerken (zoals de aanleg van bruggen, viaducten en dispatchingcentra) tot de modernisering van het rollend materieel zelf en de vervanging van bv. de motoren voor locomotieven. Ook de Baltische havens worden verder uitgebreid met de aanleg van nieuwe terminals voor op- en overslag.

Ondertussen is het Railbaltica project van start gegaan. De Rail Baltica spoorweg zal Tallinn verbinden met Riga, Kaunas, Warschau en Berlijn. In de toekomst zou zelfs een onderzeese spoorwegtunnel tussen Tallinn en Helsinki overwogen worden. Het project kan mogelijk een alternatief bieden voor de huidige Via Baltica, de weg die de Baltische staten met Polen en Duitsland verbindt. Naast cargotrafiek zal een hogesnelheidstrein via het Rail Baltica-traject jaarlijks tot 5 miljoen passagiers kunnen vervoeren. Met Rail Baltica zal het dus mogelijk zijn om in 4 uur tijd een afstand van 729 km af te leggen: van Tallinn tot aan de Litouws-Poolse grens. Daarnaast wordt de bouw van een aantal stations alsook verschillende logistieke zones langs de spoorlijn voorzien. De totale kostprijs van het project wordt geraamd op € 5,8 miljard en wordt medegefinancierd door de Europese Unie.

Andere marktstudies

Specifieke vraag of probleem?

Flanders Investment & Trade heeft een wereldwijd netwerk van experten dat uw bedrijf ter plaatse helpt.

Ontdek wat FIT voor u kan doen in Letland